COMPASCUUM NA 1862

Er werd zo gauw mogelijk begonnen met het verhuren (verpachten) van de grond voor boekweitverbouw. Het was de enige manier om inkomsten te hebben van hun aankoop, de vervening zou nog lang op zich laten wachten.

Het eerste huurcontract is van 8-4-1862. Er werden toen 53 perceeltjes (grootte onbekend, vermoedelijk 1 ha) verhuurd "op de derde garve", de verhuurders kregen 1/3 van de opbrengst. De meeste huurders waren Duitse boeren. Deze verhuring is maar gedeeltelijk doorgegaan, vermoedelijk door de onderhandelingen. Er werd een andere regeling getroffen want in de herfst van 1863 verkocht Gosselaar de enige 22 akkers boekweit die er verbouwd was op die percelen. Er werd later niet weer op de derde garve verpacht.

H.F.Gosselaar, dan grondeigenaar en vervener te Emmen, verkocht zijn aandeel in het Compascuum aan Mr. Jan Albert Willinge Gratama, procureur bij het Gerechtshof in Assen Dat gebeurde bij een onderhandse koopakte van 15-7-1863. Koopsom ƒ45.000. H.F. Gosselaar bleef wel "beheerder" hier, na de verkoop van zijn aandeel.

In 1864 kwam er naast de verhuur van "los" boekweitland een nieuwigheid bij. Uit een contract van 4-6-1864; verhuurd werden toen percelen die lagen tussen de nieuwe weg en de Runde met de verplichting op dat perceel een woning te bouwen en te bewonen vóór 1 Mei 1865. Er werd toen verhuurd: "aan Hendricus Huussers, arbeider te Hebelermeer, 9,92 ha op plaats 33, pachtprijs ƒ992, aan Willem Feringa, arbeider te Adorf, 4.78 ha op plaats 32, pachtprijs ƒ478, aan Berend Hendrik Soelman, arbeider in Hebelermeer, 4.78 ha op plaats 32, voor ƒ478 en aan Berend Berends, arbeider te Lintloh, 7.40 ha op plaats 26, voor ƒ740".

Er werd in dit geval verpacht voor 12 jaren, gewoonlijk was dat 10 jaar.

Dit waren niet de eerste bewoners van hier, er woonden al enkelen waarvan geen huurcontract te vinden is.

De voorwaarden van zo'n verhuring waren meestal; de huur moest binnen 4 jaar in gelijke termijnen betaald worden - de huurder moest akkers aanleggen op 10 meter breedte - de weg, sloten en de Runde bij het perceel moest de huurder onderhouden. De huurder mocht voor eigen gebruik turf graven op het perceel waar hij woonde.

De verhuur van "los" boekweitland was al eerder begonnen. Vanaf 1865 plaatsten de eigenaren geregeld advertenties in de "Ems- und Hase-Blätter" van Meppen. Het ging over de verhuur van boekweitgrond. Die advertenties zullen hun geld wel opgeleverd hebben, hoe meer liefhebbers, hoe hoger de pachtprijs.

Er werd dan verhuurd met percelen van 1 ha. De voornaamste voorwaarden waren gewoonlijk: er werd verhuurd voor 10 jaar, de pachtprijs moest in 4 jaar betaald zijn, er mocht niet vaker dan 6 keer "gebrand" worden, er moesten greppels gegraven worden op 10 m. afstand, voor nattere grond kon dat 8 of zelfs 6 2/3 m. zijn. De huurprijs voor die 10 jaar schommelde eerst tussen ƒ100 en ƒ150 per ha, later liep die prijs op, soms tot meer dan ƒ200.

Aan de verbouw van boekweit was veel risico verbonden. Naast goede opbrengsten waren er misoogsten. Door een natte periode kon het veen soms niet gebrand worden, door nachtvorst en slecht oogstweer kon de opbrengst erg tegenvallen.

Boekweit op hoogveen

Figuur 6 Boekweit op hoogveen

Aardappels op dalgrond

Figuur 7 Aardappels op dalgrond

Bij het niet voldoen van de pacht verviel de oogst aan de verhuurder en zo waren er nog wel eens verkopingen van op stam staande boekweit wegens wanbetaling. Veenboekweitverbouw was roofbouw en vroeg daarom veel grond. Na enkele jaren boekweit verbouwd te hebben daalden de opbrengsten sterk. Wanneer de grond "uitgeboekweit" was bleef het zo‚n 25-30 jaar braak liggen. Alleen grond die dicht bij een woning lag werd dan benut voor andere gewassen als er voldoende stalmest was. Kunstmest was toen onbekend.

De grond die verpacht was ging in verkoopwaarde sterk achteruit. Daar kon dan in 30 à 40 jaar geen inkomsten meer van komen, terwijl er wel lasten tegenover stonden. Een voorbeeld hiervan is het volgende. De gebroeders Cramer van Hebelermeer pachtten in 1866 plaats 36 van Gratama voor 20 jaar. De plaats was 35 ha groot, de pachtprijs was ƒ6.067,65 en moest binnen 4 jaar voldaan zijn. In 1873 kochtten ze diezelfde grond van Gratama voor ƒ1.386. Dezelfde grond min 3 ha verkochten ze in 1904 aan dokter Prak uit Ter Apel voor ƒ15.600. De vervening was toen op komst.

Bij de kanalisatie van de Runde en het opnieuw vaststellen van de zuidgrens van het Compascuum waren de eigenaren tekort gekomen. De zuidgrens werd nu de toen al geprojecteerde Verlengde Hoogeveense Vaart en het Martelsdiepje. Als compensatie kregen ze van de Bargerboeren ±23 ha grond, waarvan 8 ha aan de Runde (in de Emmermarke) en 15 ha bij de nieuwe zuidelijke grens. De akte is van 13-7-1866.

In 1865 was er al sprake van verdeling van Compascuum tussen de eigenaren. Blijkbaar beviel het "mandewerk" niet langer. Er kwam een uitspraak van de Rechtbank van 3-4-1865 aan te pas waarin die verdeling bevolen werd. Mr. Hiddingh was het niet eens met de gang van zaken en ging in appèl. Daarmee werd voorlopig de verdeling en het opmaken van een plan van aanleg stop gezet.

Tenslotte werden de eigenaren het eens, bij akte van 23-7-1866, over de verdeling onderling en over het plan van aanleg. Op deze verdeling is het 100-jarig bestaan gebaseerd dat in 1966 gevierd werd.

Het plan van aanleg en de verdeling waren geregeld door de deskundigen H.F.Gosselaar en G.Lammerts van Emmen en Jan Rigterink, landmeter te Oosterhesselen.

Men kwam bijeen te Assen. Er lag een kaart van het Compascuum waarop de kanalen en wegen waren geprojecteerd die er zouden komen voor de vervening. Ook de weg waaraan de eerste bewoners toen al woonden en die zou vervallen als de vervening dat noodzaakte.

Op de kaart was Compascuum in vier kavels verdeeld, aangegeven met de kleuren geel, groen, wit en bruin. Iedere kavel was onderverdeeld in 11 percelen (plaatsen of gedeelten daarvan), die verspreid lagen over het hele Compascuum. Alles uitgezocht door de deskundigen, iedere kavel was ±335 ha groot en was gewaardeerd op ƒ44.500. Door loting werd bepaald welk part men toegewezen kreeg. Gratama kreeg de geel gekleurde percelen, Hiddingh kreeg groen, Tonckens wit en van Holthe tot Echten en consorten kregen bruin.

Plattegrond Bargercompascuum 1865

Figuur 8 Plattegrond Barger-Compascuüm 1865, J.B. Berens

Laatste wijziging: 30-04-2016
© Creative Commons Naamsvermelding "Collectie Broer Berens", Niet-commercieel, Gelijk delen