OVER BARGER-COMPASCUUM (B.C.) IN HET ALGEMEEN

Wat oppervlakte aangaat is het B.C. van nu een product van de herindeling van de gemeente Emmen in 1938. Om administratieve redenen kwam er toen een nieuwe indeling waarbij enkele dorpen en gehuchten verdwenen. Ook B.C. zou verdeeld worden tussen de naburige dorpen. Dankzij het pleiten van wethouder Sibon en het raadslid Reuvers dat ons dorp om historische redenen moest blijven bestaan is er toen anders beslist. Het dorp bleef bestaan maar het verloor een strook in het noorden aan Emmercompascuum en in het zuiden aan Zwartemeer. Ten westen van de Runde kwam het grootste deel van Klazienaveen-Noord erbij.

Het oorspronkelijke Compascuum van de Bargermarke grensde ten noorden aan de Emmer marke (Verlengde Groenedijk), ten westen aan de Runde, ten zuiden aan het Zwartemeer (later aan de Verlengde Hoogeveensevaart) en ten oosten aan de Duitse grens.

Het tuinbouwcentrum Klazienaveen breidt uit en komt op grond dat als B.C. teboek staat. Om het geheel bijeen te houden als glastuinbouwgebied Klazienaveen heeft het gemeentebestuur deze uitbreiding bij Klazienaveen ingedeeld. Er staat nu weer een uitbreiding op stapel ten oosten van de Runde, dus in het echte Compascuum. Misschien hoort dat deel straks ook tot Klazienaveen.

De bewoning begon hier nadat in 1860 het Compascuum verkocht was. Van Holthe tot Echten schrijft in zijn boekje De gemeente Emmen: Evenals in 1788 de Munstersche Regering had gedaan, stichtten zij (de nieuwe eigenaren) een kleine colonie in de onmiddellijke nabijheid van het Compascuum. Hiermee is de bewoning bedoeld in het noorden van B.C. (het Voor-Compas) en de Maatschappij. In de Maatschappij, later Berkenrode genoemd, vestigden zij zich op het Smeulveen van de Drentse Veen- en Middenkanaal Maatschappij, die het later verkochten aan W.A. Scholten.

Evenals dat met andere nieuwe dorpen het geval was, heeft het jaren geduurd voordat het hier de vaste naam B.C. had. Hoewel de naam Compascuum al heel lang bekend was en b.v. geregeld te vinden is in notarisakten, is die naam de eerste 10 jaar niet te vinden in het Bevolkingsregister van Emmen. Daar gaven de bewoners van hier Rundeveen als woonplaats op. Ook de bewoners van de Maatschappij gaven die naam op. Eerst in 1871 leest men in de Burgerlijke Stand de naam Compascuum, maar het duurde nog enkele jaren voordat dit gewoon werd. In 1872 gaf een bewoner van de Maatschappij als woonplaats Smeulveen op. Maar het duurde jaren voor die naam algemeen werd. Later was het daar Klazienaveen Noord.

Hier begon men eerst in 1890 B.C. te schrijven, ook die naam werd eerst jaren later algemeen gebruikt.

De bewoning van Zwartemeer begon in 1873. Als plaatsnaam gaven ze eerst op Compascuum, later meestal Barger Oosterveen. Veel later werd de naam Zwartemeer officieel.

Het gemeentebestuur van Emmen zag weinig toekomst in een boekweitkolonie. De verbouw van boekweit zou een aflopende zaak zijn en men voorzag daarna armoede. En omdat het hier een afgelegen deel van het veencomplex betrof zou de vervening nog lang op zich laten wachten. Omdat het hier om toegelaten vreemdelingen ging, zouden ze in het geval dat die mensen ondersteuning behoefden niet kunnen terugvallen op de gemeenten van herkomst. Dat terugvallen kon wel voor de Hollanders die naar hier gekomen waren. Deze mening van het gemeentebestuur was oorzaak van de vertraging bij het stichten van de school. Toen het stichten van een R.K. kerk ter sprake kwam schreven B. en W. hun gedachten naar de Commissaris in Assen : De leden der nieuwe parochie wonen bijna allen in hutten op het Smeulveen en onregelmatig verspreid op het B.C. onder hen is er bijna geen enkele die enige belasting kan betalen, zij zijn oorzaak van toeneming der lasten reeds nu (1873) neemt de welvaart al af en hebben de meesten een sober bestaan De op richting van een kerk zou de toeloop van arme vreemdelingen naar hier nog bevorderen, zie hoofdstuk HOE HET GEMEENTEBESTUUR VAN EMMEN DACHT OVER DE TOEKOMST VAN COMPASCUUM.

Toen er in 1883 vanuit B.C. geklaagd werd over de slechte toestand van wegen, Rundebruggen en afwatering, raadden B. en W. de Ged. Staten aan er bij de eigenaren van het Compas cuum op aan te dringen hierin verbetering aan te brengen. Verbeteringen, in hun grondgebied, waarop zij de vreemdelingen-kolonie hebben gesticht, natuurlijk met het doel er opbrengsten van te trekken.

B. en W. verwachtten veel welvaart van de vervening en zij wisten dat B.C. daar nog lang niet aan toe was, vandaar hun sombere gedachten.

Achteraf bekeken heeft het gemeentebestuur de toekomst van Compascuum te donker ingezien. Wel is hier als de boekweitoogst tegenviel vaak armoe geleden. Maar het waren hier meest hardwerkende, sober levende mensen. Er is een groot verloop geweest onder de bevolking, sommigen keerden terug naar Duitsland, anderen verhuisden naar Bargeroosterveld of emigreerden naar Amerika. Maar de opengevallen plaatsen werden geregeld weer aangevuld. Nakomelingen van de pioniers werkten vaak in Duitsland, b.v. bij het graven van het Süd-Nord Kanal. Sommigen dienden daar al jong bij een boer.

Ook de mening van Emmen dat deze bevolking ongeschikt zou zijn voor veenarbeid was niet juist. Veel nakomelingen werkten later in de veenderij.

De hoge verwachting die het gemeentebestuur toen had van de vervening werd niet altijd werkelijkheid. Er zijn tijden geweest dat het niet goed ging. Vooral in de periode 1920-1940, toen de turfprijzen daalden tot beneden de kostprijs kwam hier grote werkeloosheid, met alle gevolgen van dien. Velen zochten toen hun heil elders, vooral in Twente, Eindhoven en Limburg.

Laatste wijziging: 30-04-2016
© Creative Commons Naamsvermelding "Collectie Broer Berens", Niet-commercieel, Gelijk delen